Marjolein (Origanum majorana)
Marjolein wordt in onze keuken vooral gebruikt als kruidachtige specerij. Daar wordt het vooral gebruikt in stevige, vette gerechten. Maar marjolein was al in de oudheid bekend als behandeling van vrouwenklachten en als afrodisiacum.
De labiaten komen oorspronkelijk uit het Nabije Oosten en zijn met de Arabieren naar het Middellandse Zeegebied gekomen. Omdat marjolein niet vorstbestendig is, wordt hij uitsluitend in kassen geteeld. Hoewel hij tot hetzelfde geslacht behoort, mag de aromatische zoete marjolein niet worden verward met het sterke “pizzakruid” oregano.
De waardebepalende bestanddelen van marjolein zijn 0,7-3,5% essentiële oliën, verder flavonoïden, tannines, bitterstoffen en glycosiden. Bovendien bevat het verse kruid een hoog gehalte aan vitamine C. In de volksgeneeskunde wordt marjolein vooral gebruikt bij maagdarmstoornissen, galblaasproblemen, verlies van eetlust, winderigheid en diarree.
Het marjoleinkruid heeft ook een bacteriedodende, schimmeldodende, antivirale en ontstekingsremmende werking en wordt daarom vooral gebruikt tegen kiemkolonisatie op de huid en slijmvliezen. Deze geneeskrachtige plant staat ook bekend om zijn uitscheidende, slijmoplossende, immuun- en zenuwversterkende en gladde spieren kalmerende eigenschappen.