Ginkgo (Ginkgo biloba)
De Ginkgo, ook bekend als de “tempelboom”, wordt een levend fossiel genoemd. Het is de enige overgebleven vertegenwoordiger van de Ginkgoacea-familie, die zo’n 250 miljoen jaar geleden wereldwijd wijdverspreid was. In onze tijd komt de ginkgo natuurlijk alleen nog voor in China en Japan, waar hij al duizenden jaren wordt vereerd en zijn bladeren, zaden en wortels medicinaal worden gebruikt. In het begin van de 18e eeuw kwam de ginkgo voor het eerst naar Europa als sierplant. Europeanen ontdekten zijn geneeskracht pas halverwege de jaren zestig, toen het eerste speciale ginkgo-extract werd ontwikkeld en talrijke wetenschappelijke studies volgden.
In de westerse cultuur worden alleen de breed waaiervormige, centraal gelobde bladeren medicinaal gebruikt om er extracten van te verkrijgen. Hun waardebepalende bestanddelen zijn voornamelijk flavonglycosiden, terpeenlactonen en ginkgolzuren.
Er bestaat een schat aan klinische en experimentele studies over de genezende kracht van ginkgo, die hoofdzakelijk de werking op de hersenen en de bloedvaten ondersteunen. Ginkgo-extract beschermt de zenuwcellen en mitochondriën, verhoogt de geheugenprestaties (dementie), remt hersenoedeem veroorzaakt door trauma en wordt onder meer gebruikt bij evenwichtsstoornissen en tinnitus. Ginkgo verbetert de stromingseigenschappen van het bloed en bevordert de bloedsomloop, vooral op het gebied van de microcirculatie.
Daarom wordt ginkgo in de vorm van kant-en-klare preparaten niet alleen met succes in de diergeneeskunde gebruikt bij hersenaandoeningen en oorrandnecrose bij kleine dieren, maar ook bij hoef- en klauwrotaties en gewrichtsproblemen bij grote dieren.