Gember (Zingiber officinale)
De aromatische wortelknollen (wortelstokken) van gember zijn in de Aziatische keuken en geneeskunde al vele duizenden jaren bekend. De van oorsprong Zuidoost-Aziatische gember, die tot 1 meter hoog kan groeien, wordt nu op veel plaatsen in de tropen en subtropen gekweekt.
In de traditionele Indiase en Chinese geneeskunde wordt de gemberwortelknol vooral gebruikt als thee tegen verkoudheid en voor inwendige opwarming. Daarnaast wordt gember vers of gedroogd gebruikt om de spijsvertering te versterken, de eetlust te stimuleren, tegen misselijkheid en reuma en om de bloedsomloop te versterken.
De belangrijkste bestanddelen van de gemberknol die de waarde ervan bepalen zijn de prikkelende stoffen gingerolen en shogaolen en de essentiële olie (zingiberene, zingiberol). De moderne westerse geneeskunde richt zich vooral op gember vanwege zijn ontstekingsremmende, antibacteriële, pijnstillende, leverbeschermende en tumorwerende werking. Maar ook het effect op griepachtige infecties en misselijkheid, de digestieve en hartversterkende effecten en de ontstekingsremmende eigenschappen bij reuma zijn in klinische proeven bewezen.