Echinacea (Echinacea angustifolia)
Echinacea komt uit Noord-Amerika. De Indianen gebruikten het vooral om wonden en aandoeningen van de luchtwegen te behandelen. Tegenwoordig is het een van de populairste geneeskrachtige planten ter voorkoming en behandeling van verkoudheid.
De coneflower, door tuiniers ook wel “egelskop” genoemd, is een overblijvende, kruidachtige samengestelde plant die tot 80 cm hoog kan worden. Zijn waardevolle bestanddelen zijn voornamelijk polysaccharide eiwitten die immunostimulerende eigenschappen hebben. Zowel het kruid als de wortel van echinacea worden medicinaal gebruikt in de vorm van geperst sap of thee.
Bij uitwendig gebruik hebben preparaten van Echinacea angustifolia een kiem- en ontstekingsremmend effect en ondersteunen zij de wondgenezing.
De medicinale plant wordt echter veel vaker inwendig gebruikt bij infecties van de luchtwegen en de urinewegen. Een groot aantal studies heeft aangetoond dat echinacea het aantal witte bloedcellen (leukocyten) en de activiteit van macrofagen verhoogt. Infectieziekten en terugkerende infecties kunnen zo doeltreffender worden bestreden.
In principe leidt een permanente stimulering van het immuunsysteem tot een onderdrukking van de immuunrespons. Daarom mag coneflowers niet permanent worden gebruikt, maar moeten er altijd pauzes worden ingelast na goed gebruik.