Cayennepfeffer (Capsicum frutescens)
Ook bekend als chili, Spaanse ofhete peper, komt de nachtschadeplant oorspronkelijk uit Latijns-Amerika. De vruchten, in de volksmond “peulen” genoemd, zijn eigenlijk bessen en worden gebruikt als hete specerij en als geneesmiddel.
De Azteken gebruikten de gemalen vruchten al inwendig om de spijsvertering te bevorderen en tegen wormbesmetting. De consumptie van cayennepeper zou ook een afrodiserende werking hebben.
De waardebepalende bestanddelen van de cayennepepervrucht zijn 0,4-1% capsaïcinoïden, waaronder capsaïcine, alsmede carotenoïden en flavonoïden.
Naast het gebruik als hete specerij, als ingrediënt in Tabasco of Sambal Olek, wordt cayennepeper alleen inwendig gebruikt in de volksgeneeskunde. Het wordt gebruikt bij indigestie of in de vorm van een gorgeloplossing voor keelpijn en keelontsteking.
In de moderne geneeskunde wordt cayennepeper alleen uitwendig gebruikt als tinctuur, zalf, emulsie of ook als (ABC) warmtepleister. De werking van het scherpe bestanddeel capsaïcine is intensief onderzocht. Plaatselijk toegepast werken capsaïcinepreparaten volgens het principe van “pijn tegen pijn”. Onmiddellijk na het aanbrengen op de huid is er een verhoogde bloedcirculatie en een gevoel van pijn en warmte. Kort daarna wordt het pijngevoel getemperd. Capsaïcine heeft een selectief pijnstillend effect en onderdrukt ontstekingsreacties. Bij huidziekten zoals psoriasis, die gepaard gaat met hevige jeuk, wordt het capsaïcine-effect omschreven als “cortisone-achtig”.
De belangrijkste toepassingsgebieden van preparaten op basis van cayennepeper zijn spier- en gewrichtspijn, zenuwpijn en ernstige jeuk. Contact met slijmvliezen moet absoluut worden vermeden met middelen die preparaten op basis van cayennepeper bevatten. Ze mogen ook alleen worden gebruikt op een intacte huid.