Ui (Allium cepa)
Hoewel de ui vooral wordt gezien als specerij of groente, is het ook een medicinale plant met potentieel. Na knoflook wordt de plantaardige of eetbare ui beschouwd als de gezondste van onze specerijen.
De allium werd al meer dan 5000 jaar geleden in Egypte en Mesopotamië gecultiveerd. Het is niet meer bekend waar de wilde vorm van de ui vandaan kwam. Romeinse legionairs brachten de ui uiteindelijk naar onze streken, waar hij in de Middeleeuwen magische krachten zou hebben tegen de pest.
De ui is rijk aan zwavelhoudende aminozuren, essentiële oliën, peptiden en flavonoïden. De verse ui, zijn geperste sap en vooral zijn bestanddeel allicine, afgeleid van het aminozuur alliine, worden beschouwd als een “natuurlijk antibioticum”. Naast zijn sterke antibacteriële en ontstekingsremmende eigenschappen heeft hij een preventieve werking op leeftijdsgebonden vaatziekten, is hij lipiden- en bloeddrukverlagend, antistollingsmiddel en antiasthmatisch. – Recente studies tonen aan dat uien ook een preventieve werking hebben tegen osteoporose. Van het bestanddeel allicine is in het laboratorium aangetoond dat het cytotoxische effecten heeft op kankercellen.
In de volksgeneeskunde wordt de verse uienbol vooral gebruikt bij insectenbeten, als kompres (of hoestsiroop) bij hoest en middenoorontsteking, bij zweren, wonden en diarree.
Gezien de vele effecten op de gezondheid is het duidelijk dat de eetbare ui veel royaler in de dagelijkse voeding moet worden geïntegreerd.