Smeerwortel (Symphytum officinale)
De echte smeerwortel behoort tot de bernagie-familie. Hij wordt in onze streken al meer dan 2000 jaar als geneeskrachtige plant gebruikt. De Latijnse naam Symphytum (van “samengroeiend”) en de Duitse naam Beinwell (“die goed is voor de botten”) geven al aan waar de plant voor gebruikt wordt. Werd het vroeger vooral gebruikt bij botbreuken en open wonden, tegenwoordig wordt het alleen nog aanbevolen voor uitwendig gebruik op een intacte huid. Inwendig gebruik, dat vroeger gebruikelijk was in de volksgeneeskunde, is verlaten vanwege het gehalte aan pyrrolizidine alkaloïden (PA). Verantwoordelijke fabrikanten op het gebied van fytotherapie gebruiken ook voor uitwendig gebruik alleen hoogwaardige preparaten van smeerwortel met een laag PA-gehalte. De waardebepalende bestanddelen in de wortel, het kruid en de bladeren zijn, naast een overvloed aan slijmstoffen, looistoffen en choline, vooral ongeveer 0,8 procent allantoïne.
De geneeskrachtige plant werkt ontstekingsremmend en kiemremmend, verlicht pijn en irritatie, vermindert zwellingen, reguleert weefsel, reinigt wonden en bevordert celgroei en botgenezing na breuken.
Het belangrijkste toepassingsgebied van smeerwortelpreparaten in de geneeskunde in de vorm van zalven of extracten, ook als kompres, zijn kneuzingen, verrekkingen en verstuikingen. In de volksgeneeskunde wordt de geneeskrachtige plant ook uitwendig gebruikt bij botbreuken, bursitis en tendovaginitis, artrose, artritis en pijn en zwelling van spieren en gewrichten.